De vrouw in het ambt

Het was op een mooi zomerse dag , midden in de week.
Ik had een afspraak rond half twee en liep in de pauze door het mooie oude stadje Lexmond om een broodje te halen.Toen ging de telefoon.
Het was een gemeentelid van onze gemeente, laten we hem Willem noemen.   Willem belde mij met een vraag.
“Piet” , zei Willem, en hij viel gelijk met de deur in huis; “Aanstaande zondag gaat in onze gemeente een vrouw voor, een vrouwelijke voorganger. Wat vind jij daarvan?”

Nu valt het niet mee om in een drukke winkelstraat met een mobiele telefoon een antwoord te geven op de vraag die in de geschiedenis van de kerk wellicht een van de grootste vraagstukken is geweest, namelijk de positie van de vrouwelijke predikant of de vrouwelijke voorganger, al naar gelang de kerkelijke denominatie.
De vraag of een vrouw op de preekstoel of het podium mag staan.
En vooral de allerbelangrijkste vraag:  Zijn daar bijbels gefundeerde antwoorden op te geven?

Ik moet zeggen dat ik mij wel enigszins verwonderde, want Willem zit in dezelfde gemeente als ik en bij ons gaan al zo lang ik het mij kan herinneren, vrouwen voor. Fijne en goede spreeksters, waar wij boeiende opbouwende predikingen  van hebben mogen horen.  Ik noem spontaan een paar namen: mevrouw Marlene Bosch, zij preekte een keer over : “Hoe zal ik u ontvangen, hoe wilt Gij zijn ontmoet.”  Een onvergetelijke dienst, waarin de Geest van God werkzaam was.  Het heeft een diepe indruk op velen nagelaten.

Ik denk aan Mevrouw Trijntje Lommerts, jarenlang actief in de vrouwenbeweging “Womens Aglow” een begaafd spreekster, en niet te vergeten Michelle Bauermann .  Al jarenlang voorganger in de Evangelische Gemeente van Bunschoten-Spakenburg.

Het was, zoals gezegd,  niet eenvoudig om  kort een antwoord te geven. Toch heb ik Willem in dat telefoongesprek gezegd dat wat mij betreft er geen enkel bezwaar bestaat om een vrouw op het podium of de preekstoel toe te laten en dat daar mijns inziens Bijbelse principes aan ten grondslag liggen.

Daarom leek het mij goed om in het kader van dit boek ook een hoofdstuk te wijden aan  “De vrouw in het ambt.”

  1. Huidige status

Ergens anders in dit boek wordt gesproken over “ambten”.  Zijdelings overigens, want het woord komt als zodanig alleen voor in het oude testament. (1 Kronieken 23,13, 2 Kronieken 31,18, Psalm 109,8).
Het is een begrip dat later in de kerk is ingevoerd.

De bijbel spreekt echter wel over bedieningen, (1 Timotheüs 1:12 Kolossensen 4:17)  en over gaven en vruchten van de Geest.
Het lijkt mij toe dat het vraagstuk m.b.t. een vrouwelijke predikant of voorganger een stuk helderder en inzichtelijker wordt wanneer we het woordje “ambt” even vergeten en kijken naar de bedieningen, de gaven en, heel belangrijk , naar de vrucht van de Geest.  De Heilige Geest die ook aan vrouwen rijkelijk is toebedeeld.

  1. Historie

In de bijlage van Trouw, “Letter en Geest” van 7 juni 2014 stond een kort artikel over enkele boeken met als titel “Vergeten vrouwen”.  Kate Cooper, docent klassieke oudheid in Manchester  schrijft in haar boek “Band of Angels”  dat vrouwen in het prilste begin van de Kerk een duidelijk inbreng hadden.  In de wat losse, charismatische setting, waarin rollen niet vastliggen en “de Geest waait waarheen Hij wil” , ligt dat ook voor de hand. Ook de situatie van de huiskerk werkte daaraan mee: de gemeente kwam bijeen aan huis waar een “Matrone” de scepter zwaaide.

Als later het fenomeen “Bisschop” ten tonele verschijnt en de Kerk meer en meer instituut wordt, moet de vrouw een grote stap terugdoen.  Naast verhalen en (geromantiseerde) boeken uit die tijd zijn er ook schilderijen, muurschilderingen, fresco’s, waarop zowel mannelijke als vrouwelijke predikers waren afgebeeld.  In het bewuste artikel stond een afbeelding van een vrouw die vermanend haar vinger opheft. In later tijd is die vermanende vinger weggeretoucheerd.

De vrouw was immers niet gerechtigd om te spreken……..

Het is daarom ook bijzonder dat  de Here Jezus tijdens zijn verblijf op aarde zoveel  aandacht had voor vrouwen, met name in het evangelie van  Lucas. Dat was in die tijd iets heel bijzonders.  Normaal  waren vrouwen in Jezus’ tijd  tweederangs burgers maar  door zijn houding ten opzichte van vrouwen werd hun positie er een van gelijkwaardigheid.

Deze opstelling vinden we ook duidelijk terug in nagenoeg alle brieven van Paulus, Petrus  en de andere schrijvers, bijvoorbeeld in de prachtige tekst:  U, mannen, moet verstandig omgaan met uw vrouw, die brozer is dan u. Behandel haar met respect, want zij deelt samen met u in de genade van het nieuwe leven. Dan staat niets uw gebeden in de weg. (1 Petrus 3,7)

Vrouwen  waren waardevol, belangrijk, noodzakelijk , zelfs onmisbaar  voor de verkondiging van het evangelie. Tijdens christenvervolgingen aan het begin van onze jaartelling en de start van de jonge kerk constateerden  Romeinse autoriteiten  dat men door de mannelijk leiders van de christenen te laten doden wel iets bereikten, maar niet dat het christendom werd uitgeroeid. Men kreeg toen het sterke vermoeden dat vrouwen een belangrijke rol speelden.  Moeders  deden hun uiterste best om hun geloof over te dragen op hun kinderen, maar ook op hun buren en vrienden.
Tegelijk deden die vrouwen veel aan liefdadigheid in hun nabije omgeving. Hun plaats in de samenleving was eigenlijk cruciaal. Bij dit alles waren ze in geestelijk opzicht gelijkwaardig aan de man. In de samenkomsten vormden de vrouwen vaak een eigen koor naast het koor van mannen en samen vertolkten ze muzikaal wat hun gelovige hart ten diepste bewoog. Vrouwen waren net zo belangrijk voor de continuïteit van het christelijk geloof als mannen – misschien zelfs nog belangrijker. Daarom werden ze vervolgd.
Intussen waren de genoemde vrouwen van Carthago niet de eerste slachtoffers. Al onder keizer Domitianus (81-96) werden vrouwen vervolgd om hun geloof – onder hen zelfs Flavia Domitilla, de echtgenote van Domitianus. Zij was in de ogen van de keizer ‘goddeloos’, want ze wilde geen Romeinse goden vereren. Alleen Jezus was haar Koning.

Later, in het jaar 179, werden onder keizer Marcus Aurelius in Lyon verschillende christelijke mensen omgebracht. Onder hen bevond zich een slavenmeisje, Blandina geheten. Van haar wordt bericht dat ze, terwijl ze werd vastgebonden aan een kruispaal, toch moedig voor haar geloof uitkwam. Ze ging met haar getuigenis zelfs door totdat de wilde dieren haar verscheurden. De Romeinen verwachtten dat de angst er in Lyon na deze veroordeling wel goed in zou zitten bij de volgelingen van Jezus Christus.

In Handelingen en de brieven staan de namen van vrouwen die met gevaar voor eigen leven in het evangelie hebben gewerkt: Dorcas (Handelingen 9:38), Priscilla, de dochters van Filippus (Handelingen 21), Febe (Romeinen 16), Euodia en Syntyche (Filippenzen 4:2,3). Paulus noemt hen zijn medewerksters in het evangelie. Vrouwen behoorden tot zijn hoofdkwartier.

  1. Bijbelplaatsen

Wat zegt nu de bijbel over de vrouwelijke predikant of voorganger?
De belangrijkste  tekst die worden aangehaald door mensen die vinden dat de vrouw niet gerechtigd is om te spreken of te preken in de kerk of samenkomst  is 1 Corr. 14 vers 34 waarin de Apostel Paulus zegt dat vrouwen “moeten zwijgen.”
Nu zie je vaak dat wanneer mensen een mening over een bepaald onderwerp hebben, men snel geneigd is ongenuanceerd te redeneren en te zeggen:  “Het staat er toch, zwart op wit.  Gods Woord zegt het toch?”
Iemand zo redeneert is bezig om een cultuur, een samenleving van 2000 jaar geleden pardoes neer te zetten in de tijd van nu. Bij andere Bijbelgedeelten zou dat heel rare gevolgen kunnen hebben.   Bijvoorbeeld, Paulus zegt ook “Slaven, gehoorzaam uw aardse meester zoals u Christus gehoorzaamt, met ontzag, respect en oprechtheid” (Efeziërs 6:5)
en
“Slaven, gehoorzaam uw aardse meester in alles, niet met uiterlijk vertoon om bij de mensen in de gunst te komen, maar oprecht en met ontzag voor de Heer. (Kolossenzen 3 vers 22)
en
“Slaven moeten in alles het gezag van hun meester erkennen en het hem naar de zin maken. Ze mogen hem niet tegenspreken”(Titus 2vers 9)
Petrus durft te stellen: “Slaven, erken het gezag van uw meesters en heb ontzag voor hen, niet alleen voor de goede en rechtvaardige, maar ook voor de onrechtvaardige. “(1 Petrus 2 vers 18)

In het hedendaagse Europa is door de laatste eeuwen heen een min of meer gezonde verhouding tussen werkgever en werknemer tot stand gekomen. Van slavernij, waar ook de Nederlandse samenleving actief aan heeft deelgenomen, is gelukkig sinds 150 jaar! geen sprake meer. Geen weldenkend mens zal voor herinvoering zijn omdat het in de bijbel staat.
Natuurlijk zijn er nog misstanden maar schrijnende situaties zoals we die tegenkomen in India en Bangla Desh  zouden wij hier absoluut niet tolereren.  We mogen blij zijn met een christelijke vakbeweging, met sociale voorzieningen en dat de moderne werknemer een mondig iemand is.  Dat past in de hedendaagse westerse cultuur. Wie in deze tijd tegen een werknemer zou zeggen, wat Paulus in zijn dagen tegen christenslaven zei, zal vreemd aangekeken worden.
En wat te denken van 1. Cor. 7 vers 36-38 waarin vaders worden opgeroepen om hun dochter zo mogelijk ongetrouwd te laten blijven , maar als hij vindt dat ze, als ze dat zelf graag wil, mag trouwen, dan is het goed. In de NBG vertaling van 1951 staat: ” Wie dus zijn jongedochter uithuwelijkt, doet wèl, en wie haar niet uithuwelijkt, doet beter……”  (Dit Bijbelgedeelte is het best te lezen in de Friese vertaling of in “Het Boek”)
De beslissing ligt in dit Bijbelgedeelte helemaal bij de vader.  De dochter heeft niets in te brengen. Dat was in die tijd en in die cultuur een heel normale zaak.  In sommige culturen tegenwoordig is het nog steeds een normale zaak.
Maar zelf christelijke ouders zouden anno 2020 het niet in hun hoofd halen om op deze  wijze hun  dochter ten huwelijk te geven.

We ontkomen er niet aan om Bijbelgedeelten en dan met name waar het om culturele gewoonten en tradities,  te lezen en te verstaan in de tijd waarin ze zijn geschreven. Toch is de cultuur niet alles bepalend voor de vraag hoe wij om moeten gaan met “de vrouw” op het podium of de preekstoel.

  1. Exegese

Toch is de cultuur niet alles bepalend voor de vraag hoe wij om moeten gaan met “de vrouw” op het podium of de preekstoel. Het lijkt  zeer zinvol om eens goed te kijken naar twee teksten waarin Paulus spreekt  over de vrouw in de kerk, namelijk de eerder genoemde tekst 1 Cor. 14 vers 34 en 1Tim. 2:12.

“Vrouwen  moeten zwijgen” zegt Paulus in 1 Cor. 14 vers 34.  Als zij iets willen weten, moeten zij het thuis aan hun man vragen.”.   Wie dat letterlijk neemt, moet dan ook consequent  zijn en erkennen dat de vouw in de kerk of in de samenkomst, in alle opzichten haar mond moet houden. Mannen en kinderen mogen zingen en vragen, maar vrouwen moeten zwijgen. Zij mogen niet zingen, zij mogen voor of na de dienst niet even dag zeggen,  een babbeltje maken, een troostend woordje spreken, iemand bemoedigen.   Nee zegt Paulus, vrouwen moeten “zwijgen.”  En  als zij iets willen weten, moeten zij het thuis aan hun man vragen. Ieder weldenkend mens weet dat dat zo niet bedoeld is.
Bijbelgedeelten, dus ook 1 Cor. 14 vers 34 dienen altijd in hun samenhang met het hele tekstgedeelte te worden gelezen, in de context noemen we dat. Hier dus eerst hoofdstuk 14 lezen en begrijpen waar het over gaat, namelijk het voorkomen van wanorde in de gemeente bij het functioneren van de geestesgaven in de samenkomst van de gemeente.

Uit 1 Cor. 11:5,13 blijkt dat de vrouw wél in de openbare samenkomst (hardop) bad en profeteerde. Verder is het duidelijk uit ‘allen’ (vs.5,24) en ‘ieder’ (vs.26) dat ook de vrouwen elk met hun eigen genadegave bijdroegen aan de opbouw van de gemeente. Hoewel het in de vroege kerk zeker niet gebruikelijk was dat een vrouw in de samenkomst predikte of onderricht gaf, vinden we nergens in het nieuwe testament  een voorschrift dat de vrouw in de gemeente geheel en al moet “zwijgen”. ( Hand. 21:9 “profetessen”;  Hand.2:17,18 “uw dochters zullen profeteren … mijn dienstmaagden … en zij zullen profeteren”).

We moeten deze vermaning, dat vrouwen in de gemeente moeten zwijgen, dan ook zien als een verbod om zich in de discussie rond de toetsing van de geestesgaven (vs.29,30) te mengen of om de profeten in de rede te vallen. Het was vrouwen niet toegestaan om de gemeente gezaghebbend te onderwijzen (1 Tim. 2:11,12).  Mogelijk  waren er vrouwen in de gemeente van Korinthe die de christelijke vrijheid misbruikten door zich boven hun mannen te verheffen. Binnen de cultuur van het jodendom en de hellenistische wereld werd het als zeer ongepast beschouwd wanneer vrouwen in het openbaar met mannen over officiële onderwerpen discussieerden, het woord voerden of zelfs (hun) mannen interrumpeerden. Van hen werd een meer afwachtende houding verwacht. Dat mannen het hoofd van het gezin zijn en als zodanig ook hun verantwoording dienen te dragen is een bekend nieuwtestamentisch gegeven (Ef. 5:22; Col.3:18; 1Tim.2:12; Tit.2:5; 1Petr.3:1-5).
Waar het in 1 Cor. 14 : 34 en 1Tim. 2:12 dus over gaat is het discussiëren met mannen.  Er staan in het Grieks 2 begrippen voor het onderwijzen enerzijds en voor prediken anderzijds.  Een hele mooie duidelijke tekst is Mattheus 10, waar van Jezus wordt verteld:  ” En Hij ging rond onderwijzende en predikende.”

Het woord leren, of onderwijzen  is in de Griekse grondtekst: “didaskõ” waar ons woord didaktiek, didactisch vandaan komt  en voor prediken staat het woord “kêrussein” dat is afgeleid van “kêrussõ”. Het woordje “kêrussein”  staat  voor verkondigen, uitroepen, het goede nieuws bekend maken.   Het woord “prediker” is synoniem aan het woord “Heraut.” U kent dat wel, uit de vaderlandse geschiedenis of tv series over vroeger tijden. Wanneer de koning een belangrijke boodschap had, dan liet hij een heraut uitgaan.  Een prachtige verhaal in dit verband is  Esther, waarin Haman, de aartsvijand van Mordechai, de opdracht van de koning krijgt om Mordechai door de stad te leiden op een koninklijk paard en uit te roepen: “Zo doet de koning met een ieder die hij eer wil bewijzen.”   Een Heraut stond dus in dienst van de koning.  Hij vertelde het verhaal van de koning. Hij verkondigde de boodschap van de koning.   Dat is prediken.  Dat is een bediening.  Wat Paulus wil zeggen in deze “context” is  “Vrouwen, haal je man niet onderuit.”  Mogelijk waren er in de gemeente ook intelligente en scherpzinnige vrouwen, die misschien wel wat verder dachten dan hun man.  Ik heb zelf zo’n vrouw die wel eens even verder nadenkt over een vraagstuk en wel eens kritische noten bij een plan of een onderneming kan zetten. Zij wil  nog wel eens vragen: “heb je daar en daar wel aan gedacht?”.   En in de beslotenheid van de huiskamer is dat ook helemaal geen probleem. Maar welke man vindt het nu fijn om in het openbaar een vraag te krijgen waar hij misschien op dat moment  het antwoord even niet weet. Waar hij zijn gedachten even over moet laten gaan.  Daarom zegt Paulus: “Vrouwen, verstandige, wijze vrouwen, bewaar je vraag, je kritiek, je opmerking, even voor thuis.  Zodat je man er even over kan nadenken.  En hij, wanneer het de volgende keer weer kerkenraadsvergadering is,  kan zeggen:  “Broeders, ik heb mijn gedachten over die en die zaak nog eens even laten gaan………….”   Dat komt dat de gemeente ten goede.

Dan blijft de man het hoofd van het gezin, dan blijft de vrouw die verstandige, op de juiste momenten zwijgzame moeder die net als Maria, de moeder van onze Heer al deze dingen in zich om liet gaan en “bewaarde in haar hart”.

 

Ik las een prachtig artikel van Ds. Abma.  In april 1983 schreef hij een opvallend artikeltje in het Gereformeerd Weekblad.  Behalve predikant was Abma van 1963 tot 1981 kamerlid voor de SGP, een aantal jaren zelfs fractievoorzitter.

Hij schrijft o.a.:

 

Zwijgverbod?

In 1 Corinthiërs 11 en 14 lijkt Paulus met zichzelf in tegenspraak te komen. In het eerstgenoemde hoofdstuk zegt Paulus dat een vrouw die bidt en profeteert dat moet doen met het hoofd bedekt.  In 1 Corinthiërs 14:34 daarentegen lijkt hij haar een algemeen zwijgverbod op te leggen.

Dat de samenkomsten in de vroeg-christelijke gemeenten heel anders waren ingericht dan onze kerkdiensten blijkt uit 1 Corinthiërs 14 vanaf vers 26. Ieder kon het woord voeren naar de hen gegeven gaven.  In 1 Corinthiërs 11 keurt Paulus het duidelijk goed dat de vrouw in de gemeentesamenkomst bidt of profeteert. Profeteren is een gave, waarmee de gemeente wordt gesticht (1 Corinthiërs 14 : 4).

 

In 1 Corinthiërs 14 gaat het naar het oordeel van de meeste exegeten over het deelnemen aan de discussie. Die vond plaats na het profeteren (vers 29). Anderen gaven hun oordeel als iemand had geprofeteerd. Die discussie verliep vaak onordelijk. Nu wil Paulus orde op zaken stellen. Alle dingen dienen tot stichting te geschieden. In het gebruik van de gaven moeten de gemeenteleden met elkaar rekening houden.

 

In die samenkomsten, die in particuliere huizen plaats vonden, kon iedereen binnenlopen. En daarom moeten de vrouwen geen aanstoot geven. In het lichtzinnige Corinthe waren de vrouwen die in het publiek spraken, bepaald niet onbesproken van gedrag. Christenvrouwen moesten ingetogen optreden. Daarom moesten mannen thuis hun vrouwen onderrichten. Vrouwen moesten in de samenkomsten hun mannen niet beschaamd maken door domme of moeilijke vragen. Juist omdat Paulus vrouwen volop inschakelde in het evangelie moesten ze het decorum, de geldende zeden, handhaven.

 

Wat Paulus schrijft in 1 Timotheüs 2:8 en verder moet bezien worden in het licht van heel het evangelie. Hier spreekt Paulus over de gebedshouding van mannen en vrouwen en de samenkomsten. Daar heeft de wijze van kleding van de vrouw ook mee te maken. Vers 10 sluit daarbij aan. In vers 11 zegt hij dat de vrouw zich moet laten leren in stilheid. Volgens de grondtekst betekent dat niet zwijgend, maar rustig.

 

Oók de vrouw wordt – anders dan bij de joden! – onderwezen. Ze moest ook tot kennis der waarheid komen.  Onderwijzen staat Paulus de vrouw niet toe. Dat verbod is niet gegrond in het wezen der vrouw, maar gegeven ter bewaring van de rechte verhouding tot haar man. Onderwijzen op zichzelf was een genadegave van de Geest, die ook haar toeviel. Denk maar aan Priscilla.

 

  1. Samenvatting

 

  1. Conclusie

Het is niet verstandig om als vrouw zijnde mannen in het openbaar de les te lezen. Te vermanen,  dat is de taak van de oudsten. Dat is de taak van de mannen die geroepen zijn om de gemeente te leiden, vaders.

Maar het is een geweldige roeping voor vrouwen om heraut te zijn.  Om met juist de vrouwelijk elan, de vrouwelijke emotie, en de vrouwelijke uitstraling, en inzichten en benadering de blijde boodschap te verkondigen.  Mensen in de kerk en daarbuiten te vertellen wie Jezus is.